Een tijd van omhelzen

In het beroemde gedicht van Prediker over de tijden (Prediker 3:1-8) komt een regel voor die naadloos aansluit op onze situatie in coronatijd:

Er is een tijd van omhelzen
en een tijd om je van omhelzen te onthouden.

In zeven paren van tegengestelden beschrijft Prediker in zijn gedicht de wisselvalligheden van het menselijk bestaan. Positieve en negatieve ervaringen wisselen elkaar af. Dat het in zijn gedicht niet gaat om episoden van de (wereld)geschiedenis, maar om periodes in een mensenleven, blijkt uit de eerste tegenstelling:

Er is een tijd om geboren te worden,
en een tijd om te sterven

Predikers gedicht getuigt van een grote levenswijsheid. Aan de ene kant is de tekst reëel: het leven heeft mooie en moeilijke kanten, zo is het nu eenmaal. De zware kanten van het leven moeten we als mens serieus nemen, we moeten er ‘de tijd’ voor nemen, voor verdriet en tegenslag en ongeluk. We moeten er doorheen en misschien kunnen we er ook nog wat van leren.
Maar het gedicht is behalve reëel, ook hoopvol en troostrijk. Dat wordt vooral benadrukt door een vers dat erop volgt:

God heeft alles mooi op tijd gedaan
en hij heeft ons hart besef van duur gegeven.
Maar nooit kan een mens bevatten
wat God allemaal doet, van a tot z (Prediker 3:11).

Meestal kunnen we niet begrijpen waarom de dingen gebeuren zoals ze gebeuren en wat God daarin met ons voorheeft. Maar we hebben wel besef van duur. We beseffen dat de tijd waarin we nu verkeren eens voorbij gaat. Het is een episode. Het nieuwe normaal is een incident. En daarna komt er een nog nieuwer normaal: een tijd van omhelzen en van dansen, een tijd van opbouwen en repareren.

Daar hopen we op. Daar kijken we naar uit, reikhalzend. Omdat ons in het hart besef van duur gegeven is.

                      Heleen Weimar

Vertaling naar: Uit het leven gegrepen, Gerard Swüste.