Stap voor stap gaat door Jeruzalem
Jezus op de rug van een ezelin.
Kinderen zwaaien takken, zingen
“Zegen voor wie komt in de naam van de Heer!” (Lied 553: 1)

De palmpaasoptocht van de kinderen is een uitbeelding van het verhaal van Jezus’ intocht in Jeruzalem. Maar de stokken zelf waarmee de kinderen zwaaien vertellen het verhaal nog verder. Want de palmpaasstokken zijn vol symboliek. Alles wat erop is vastgemaakt, eraan bungelt en erboven uitsteekt is een verwijzing naar wat we gedenken in de Stille Week en wat we vieren met Pasen. Ze verwijzen niet alleen naar verschillende gebeurtenissen, maar geven ook de verwevenheid aan van de verdrietige én de vreugdevolle kanten van het verhaal van Jezus’ lijden, sterven en opstaan. 

Wat vertelt het broodhaantje? Het verwijst naar het brood dat Jezus deelde met zijn leerlingen tijdens hun laatste Avondmaal in Jeruzalem. De haan zelf herinnert aan de haan die kraait wanneer Petrus Jezus driemaal heeft verloochend. Maar de haan wijst ook naar Paasmorgen, de ochtend van de verrijzenis.

‘Daar kraait een haan, een goed bericht:
weldra verschijnt het eerste licht.
Hij wekt ons op, geeft goede moed,
’t is Christus die ten leven roept.’ (Lied 205: 1)

De buxustakjes die onder de broodhaan zijn gestoken, verwijzen naar de palmtakken waarmee de mensen langs de weg stonden toen Jezus Jeruzalem binnentrok. Het zijn altijd groene takjes en staan daarmee ook symbool voor het eeuwige leven dat Christus voor ons heeft verkregen door zijn lijden en opstaan. 

De vorm van de palmpaasstok wijst op het kruis waaraan Jezus moet sterven. Er zijn linten omheen gewonden, paars en rood en wit. Ze geven niet alleen het feestelijke karakter van de intocht weer, maar hun kleuren wijzen ook op de andere dagen van de Stille Week en Pasen: rood als de kleur van Palmpasen en Goede Vrijdag, paars van Stille Zaterdag, wit als de kleur van Witte Donderdag en van het Paasfeest.

Aan de dwarsbalk van het kruis hangen slingers van rozijnen. Die wijzen op de beker wijn die Jezus rond liet gaan tijdens het laatste Avondmaal en op de woorden die hij daarbij sprak. Behalve een rozijnenslinger kan er ook een slinger van pel-pinda’s aan de stok worden vastgemaakt. Dat moeten er dertig zijn, verwijzend naar de dertig zilverlingen die Judas ontving voor het verraden van Jezus.

Er hoort ook een citroen aan de palmpaasstok te bungelen. Die herinnert aan de spons met zure wijn die Jezus te drinken kreeg toen hij aan het kruis hing. Vaak zijn de citroenen vervangen door zuurtjes. Die geven dan aan dat iets zuurs en wrangs uiteindelijk toch ook zoet kan zijn. De eieren tenslotte verwijzen als teken van nieuw leven naar Jezus’ opstanding en naar ons opstaan tot een leven van hoop.

Kortom: wanneer de kinderen met Palmpasen na de dienst buiten op het plein hun optocht houden, vertellen ze ons dus een blij verhaal met een verdrietige ondertoon.
Of andersom: een verdrietig verhaal dat eindigt in een feest!

                   Heleen Weimar